A: Adept. Verwant aan de aap; betwiste verre familie van Darwin.
  Asana. Houding tot zelfpijniging.
  Asceet. Diëtist voor de ‘Geest’; dikdoenerige geestelijke vermageringskuur.
  Absoluut. Denkleegte.
  Akasha. Echo uit het ‘Niets’.
  Al (het ). Gevuld gat.
  Andere kant. Toekomstig verblijf van ‘Deze kant’.
 
B: Bewust Wezen. Veronderstellen dat het er is.
  Bewustworden. Groeiend onvermogen.
  Bewust Zijn. Praten over wat er is.
  Boeddha. Goedwillende leed-verdieper.
 
C: Chakra. Noest in de nerf.
  Chela. Des meesters nar.
  Concentratie. Bedenken wat je vergeten moet.
  Contemplatie. Samenvoegend beginsel der scheiding.
 
D: Derde Oog. Etui voor splinters en balken van het ‘AL-niets’.
  Discipline. Doen wat je niet prettig vindt en laten wat je leuk vindt.
  Dogma. Aangepaste onnozelheid.
 
E: Echo. Praatje met jezelf.
  Ervaring. Grootboek der mislukkingen.
  Extase. Geestelijke verslikking.
 
F: Filosofie. Veronderstelde werkelijkheid van de droom.
 
G: Geest. Zielig verschijnsel.
  Goedheid. Wat men meestal nalaat.
  Goeroe. Veroorzaker van de goeroeďtis ziekte.
 
H: Hallucinatie. Spiegelend zelfportret.
  Heelal. Onbreekbaar gat met niets er omheen.
  Heilige boeken. Leuterpraat versterkt tot orakeltaal.
  Helderhoren. Buitengaats echo effect.
  Helderziendheid. Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.
  Hogere Zelf. Pendant voor het ‘AL-niets’; gat met niets eromheen.
  Hypnose. Weigering van eigen verantwoording.
 
I: Indoctrinatie. Leer der gedachtedodende eentonigheid.
  Ingewijde.

Zelfingenomen seigneur; uit het bad van zelfverheerlijking opduikend druipend wezen.

  Inwijding. Vrijwillige onderdompeling in de beerput van een denkgemeenschap.
 
J: Jnana. Dogmatiek van de woordkeus.
 
K: Karma. Schuld afschuifmethode.
  Kopstand. Methode om de werkelijkheid te bekijken.
  Kundalini spiraal. Zichzelf een rondje geest geven.
  Kwaad. Dat, wat men graag doet.
 
L: Lagere Zelf. Schedelvulling waarvan het gebruik meestal onbekend is.
  Lectuur. Wat je niet behoeft te lezen.
  Leed. Mislukte vreugde.
  Liefde. Kortsluiting; gevolg: duisternis.
  Lotus asana. Zitje op je eigen adem.
 
M: Maha-atma. Na de dood heilig, bij leven ‘schijnheilig’.
  Mantram. Foute groef in de grammofoonplaat; herhaling van dezelfde onbenulligheid.
  Meditatie. Modern excuus voor ‘niets-doen’.
  Meester. Eenzijdig ontwikkeld wezen.
  Mystici. Groep scheelkijkers; kunnen beide kanten zien.
  Mystiek. Onverwacht opkomende beneveling.
 
N: Navel Chakra. Souvenir van de eerste uitgaansdag.
  Nirwana. Plaatsbepaling van het ‘Er niet-zijn’.
  Noodlot. Verschoven eigen domheid.
 
O: Ons ‘ware’ zelf. Onverhandelbare eigenschap.
  Oosterse literatuur. Troostbenaming voor wat niet gelezen wordt.
 
P: Parapsychologie. Buitenboordse zielkunde (zielig verschijnsel).
  Pranayama. Voornaamste bestanddeel der gewichtigheid.
  Pseudo ervaring. Appels voor citroenen aanzien.
  Psycho-analyse. De vrolijke keuken in de mens.
  Psychologie. Intuďtieve mensenkennis.
 
R: Reďncarnatie. Hink-stapsprong op de levensweg.
 
S: Schijn. Wat werkelijkheid is.
  Slangenvuur. Kruipdoor-sluipdoor met vuurwerk.
  Swami. Andere uitdrukking voor ‘Zwammer’.
  Symbool. Beeltenis van onbegrepen zaken.
 
T: Tapah. Dikdoenerige vermageringskuur.
  Tempel. Hoeksteen van onbegrip.
  Training. Doen wat je naar en laten wat je prettig vindt.
 
U: Uittreden. Bij jezelf weglopen.
  Universalisme. Ontduiken van schuldbekentenissen.
 
V: Vegetariër. Bijna tot mens gedegenereerde graseter.
  Verlossing. Resultaat van een bedachte zwangerschap.
  Vervoering. Vechten met je schaduw.
 
W: Werkelijkheid. Schijn.
  Wezen. Ongeziene werkelijkheid; schijnvorm.
  Wijsbegeerte. De kosmos verklaard door het ‘bedachte’ aan te nemen.
 
Y: Yoga. Beschaafde uitdrukking voor juk.
  Yogi. Iemand die de wereld op zijn kop ziet.
 
Z: Ziel. Kan geestig zijn, echter meestal ‘zielig’.
  Zonde. Wat prettig is; het zout des levens.
  Zijn. Schijn van het werkelijke.