De overlevering zegt, dat de oorspronkelijke ‘Weda’ uit de ‘mantrâh’ of ‘chandamsi’ bestond, die de zieners in oude tijden ‘zagen’. Het Heelal, zo werd gezegd, komt tot bestaan door het overpeinzende denken: ‘Tapah’. 

De Upanishads benadrukken de volkomen vrijheid van de persoonlijke mens die zichzelf verhandelt in het leven. De nadruk wordt gelegd op het doen, de navolging van de oude zieners in het zelfstandig onderzoek naar het ontstaan van het leven in eigen lijf en denken. 

Voor ieder staat daardoor de weg open om tot zichzelf in te keren op zoek naar de beantwoording van de vraag: “Hoe ontsta ik”. 

Men kan dat echter niet alleen leren uit de verhandelingen. Volgens de traditie is iedere Hindoe dan ook verplicht, een zekere tijd te wijden aan het overpeinzen door zich terug te trekken in zichzelf. In een wereld waar de omgeving ieder ogenblik inbreuk kan maken op de afzondering, is het de juiste oplossing zich geheel te onttrekken aan iedere omgeving; dat wil zeggen zich terug te trekken in volkomen eenzaamheid: ‘Tapas’. 

Wie Tapas ging doen, werd verondersteld reeds lang voorstudie te hebben gemaakt van het Hindoeïsme. Tapas was de eindproef om tot verlichting te kunnen komen. 

Het boek 'Tapas' van Saswitha is, hoewel ook een reis verslag over prachtige landschap en bijbehorende stemmingsbeelden, nadrukkelijk een verslag over de ontdekkingstocht in zijn innerlijke wereld op de weg tot evenwicht. 

Daarnaast plaatst hij enige kanttekeningen bij deze traditionele vorm van Tapas en geeft hij aan, hoe vandaag de dag de mens op andere wijze tot hetzelfde resultaat kan komen.

De eerste poging

In 1923 liep ik vast in Djiboeti, het begin van de spoorlijn naar Addis Abeba. Ethiopië was in revolutie waardoor mijn reis niet kon doorgaan. De trein reed niet meer, zodat er niets anders op zat dan geduldig te wachten. Ik logeerde in het één of ander hotelletje en hing de hele dag in een stoel op een nauwelijks koel terrasje. 

Op zo’n terras kwam ik in gesprek met een Indiër. De aanleiding was een glas water. Mijn gelaat drukte verheerlijking uit bij het drinken ervan, zodat hij niet kon nalaten mij de reden hiervan te vragen. Ik vertelde hem dat hier een fles bier dertig cent kostte maar een glas water een gulden. Het water moest per schip worden aangevoerd. Bij deze droge hitte moest ik veel drinken, maar water kon ik mij niet te vaak veroorloven en bier ging mij al tegenstaan. 

Van het één kwam het ander en hij bood mij zijn gastvrijheid aan voor de rest van de wachttijd. Dat was vlug geregeld. Hij bewoonde een prachtig huis, waar in de patio planten groeiden en grote koele kamers soelaas verschaften. In het huis waren geen tafels of stoelen. Alles speelde zich af op de vloer. We zaten op kussens, ook bij de maaltijden. Aan de wand hingen schilderijen van mythologische gebeurtenissen uit de Mahabharata. Ik kende ze uit mijn jeugd, omdat ik enige tijd lering had gehad in verschillende tempels. Door de eerste wereldoorlog kon het driejaarlijks verlof niet in Europa doorgebracht worden. Dat kon men dan in een grote Aziatische stad doen. 

Mijn urenlange Yogazithouding en bekendheid met de Indiase mythologie maakten mijn gastheer nieuwsgierig. Ik beloonde hem door te vertellen hoe mijn jeugd was geweest. Dat ik zoveel over Yoga wist en het zelf deed, kwam door de lessen die ik enige jaren van een Afghaanse Yogi had gekregen. Door mijn vele zwerftochten kende mijn leven vele ontmoetingen met bijzondere mensen, vaak op de raarste plaatsen. Hoe ik die Afghaan ontmoette staat mij echter niet meer bij. 

Zelfs als twaalfjarige jongen had ik geen avonturenboeken nodig, want ik zat zelf doorlopend in een bijzondere omgeving. Als ik bij mijn goeroe was, deed ik eerst Yoga oefeningen en kreeg daarna, bij een vuurtje onder een grote mangoboom en onder het genot van een kopje koffie, lange verhalen uit de mythologie. De boeken die mijn vader bezat over vreemde godsdiensten las ik alle. Ik nam ze ook mee naar mijn goeroe, die mij dan wees op de gebrekkige Westerse interpretatie van de Indiase geschriften. Zo kwam ik er achter, dat de Westerling nooit eens zijn eigen bril afzette, als hij met andere toestanden en uitleg in aanraking kwam. Hij keek te weinig naar wat er werd geboden. 

Mijn gastheer bleek ook Yogi te zijn en wij verdiepten ons in de oude leer. Samen deden we Yoga en wisselden onze gevoelens daarover uit. Zo werd de band steeds hechter.

..............................