De Westerse wetenschap is reeds zeer ver gevorderd in het doorgronden van de stof, maar geestelijke zaken, zoals deze zich afspelen rond bijvoorbeeld het stervensproces en de dood, onttrekken zich aan haar onderzoeksmethodieken. 

Bij de geboorte van de mens heeft deze de onontkoombare zekerheid te eniger tijd te moeten sterven. De vraagstukken betreffende de dood en 'wat daarna?' hebben in de Westerse wetenschap nooit een sluitende beantwoording gekregen. Aangezien de mens het onbekende doorgaans vreest, dragen de onverklaarbare verschijnselen rond de dood ook niet bij aan zijn gemoedsrust.

In 'Dood gaan, dood zijn' wordt eerst in het kort de natuurwetmatigheden behandelt die aan de dood en haar verschijnselen ten grondslag liggen en wordt aangetoond, dat dezelfde grondslagen ook voor geboorte en leven geldig zijn. Deze wetmatigheden worden in de 'Swabhawat' in meer uitgebreide zin behandeld. Door het verkregen begrip kan de vrees voor de dood effectief worden ontkracht.

Vervolgens wordt een praktische trainingsmethodiek gegeven zodat men zelf uiteindelijk deze processen rond het sterven en de doodstoestand zal kunnen gaan waarnemen. 

Het boek besluit met de beschrijving van de occulte waarnemingen en ervaringen van Saswitha zelf met het sterven en de toestand na de dood van de mens. 

Een mens is een koning wanneer hij droomt
doch een bedelaar wanneer hij denkt
en een God wanneer hij zich verbaast.
Verwondering opent de nieuwe leefruimte.

De mensheid wroet, met een onvoorstelbaar geduld en vindingrijkheid, diep in de hem omringende natuur naar het ontstaan van het leven. Zelfs breekt men zich het hoofd over het probleem van het mogelijke bestaan van buitenaardse vormen van intelligentie, evenals men de invloed nagaat van de incubatiewarmte op de kunstmatige synthese van bepaalde steroïden in de zaadballen van ratten. Ogenschijnlijk ontsnapt er niets aan onze aandacht. Maar is dat werkelijk zo?

Wij worden zo in beslag genomen door ontelbare onderzoekingen, dat ons zicht op het ‘leven’ eigenlijk eerder verduisterd is dan opgehelderd, en daarmee ook het breekpunt van de menselijke verschijning: de dood.

Er is zeker veel geschreven over de dood: over hoe men dood gaat, over de doodsoorzaken, en heel veel zelfs over wat er na de dood is. Maar over wat ‘dood’ nu eigenlijk is, wordt gezwegen. De gangbare wetenschap is het vergelijken van meetbare verschillen volgens vaste maatstaven. Geestelijke waarden zijn volgens dat systeem niet vast te leggen en worden daarom genegeerd of afgeweerd. Zo is de dood een onontwikkeld gebied geworden.

Het leven echter, zoals de mens dit beleeft, wordt begrensd door geboorte en dood. Geen dood zonder geboorte, doch ook geen geboorte zonder dood. Wanneer geschreven wordt over geboorte en dood, leidt dit nooit tot enig inzicht in het gebeuren waardoor geboorte en dood ontstaan. Zou dit ontstaan blootgelegd worden, dan zou men het meeste te weten komen over dat wat men ‘leven’ noemt.