Volgens de oude tradities in de Oosterse wijsbegeerte was het regel dat de zoekers naar wijsheid, daar 'Chela' of ook wel 'Lanoo' genaamd wat leerling betekent, eerst de oude geschriften zoals Weda's en Upanisads diepgaand bestudeerden. Vervolgens bezochten ze een reeks van leraren, 'Goeroe' genaamd, om de opgedane kennis te verdiepen.

In tegenstelling tot de gangbare Westerse opvattingen over de Goeroe was deze slechts een gids die wees op de af te leggen weg, lopen moest men zelf. Bij genoeg kwaliteiten werd men uiteindelijk aan de laatste Goeroe voorgesteld, de spiegel. Dan werd men rijp geacht voor 'Tapas'. 

De 'Achtergronden van de Yoga' is een boek in dialoogvorm over de leergang van de Westerling Fred bij de Oosterse Swabhawika leraar Nabin en is een weerslag van de ervaringen zoals Saswitha in zijn tijd op zoek naar wijsheid beleefde.

Hoofdstuk I

“Daar sta ik nu”, dacht Fred. Hij bevond zich hoog in het Hymalaya gebergte op een steenachtig pad dat naar een bergje scheen te leiden. Op de achtergrond het krachtige massief van ‘s werelds hoogste bergen. Als een scherpe kleurenfoto, machtig en zwaar, maar ook dreigend met de onafzienbare rij toppen links en rechts. Weer overviel hem dat gevoel van nietigheid als mens, maar nu met een ondertoon van blijdschap te beleven. In deze klare lucht scheen al wat hem omringde, van de steen aan zijn voeten tot de verste top, zo strak omlijnd, zo hard en statig, maar ook weer zo innerlijk levend van scheppingsdrang dat hij zou kunnen juichen. Zich met een kreet vereenzelvigen met deze machtige omgeving. Zijn aanwezigheid kenbaar maken. Het uitroepen in hoge klanken dat hij erbij hoorde. Ineens begreep hij het jodelen van de bergbewoners. Tot zijn eigen verbazing ontkiemde in hem iets van de blijheid van het leven, toch voelde hij zich als mens eenzaam. Vergeten waren de problemen die hem hier gebracht hadden.

Toen hij verder klom, verdween het gevoel alleen in deze bergen te zijn. Strelend gingen zijn vingers door de spaarzame struiken langs het pad. De grote rotsblokken bij de buigingen ervan, zelfs de grond en de stenen onder zijn voeten waren als vrienden.

Na een steile klim rustte hij even uit om bij zijn gevoel te rade te gaan. Was dit een vreugdevolle herkenning van iets dat hij eens gekend had? Of was dit het echte ‘vrij’ zijn? Ja, dit moest vrijheid zijn. In deze grootse, wijde wereld herkende hij voor het eerst zijn wezen, zijn innerlijk. Waarschijnlijk dreef zijn gevoel van kleinheid hem uit een soort zelfbescherming naar zijn innerlijk. Daar had hij de wijdheid van zijn geest gevonden. Dit was dus harmonie, het evenwicht van het moment. Het juichende gevoel ebde weg, maar de innerlijke tevredenheid bleef als muziek op de achtergrond. Zo vervolgde hij zijn weg. Toch liep daar niet meer de oude Fred. Alles om hem heen scheen hij bewuster op te nemen, waardoor de tevredenheid groeide.

Plotseling, bij een stenig gebergte met een groene zoom aan de voet, maakte het pad een scherpe bocht. Daarna ging het steil omhoog. Weer een scherpe bocht en het pad verdween tussen twee rotspunten. Daar aangekomen opende zich een andere wereld. Niet meer het lage hout, maar echte bomen met bosgrond die zacht onder zijn voeten aanvoelde en naar droge bladeren rook. Onverstoord slingerde het pad zich daar doorheen, vaag zichtbaar, weinig gebruikt dus.

...........................................